‘Hebben we eindelijk een beetje Europa om van te spreken, zettten ze nog de landen op je nummerbord.’ Frons. Armzwaai. ‘Nou, die heb ik er dus mooi afgekrast. Onzin.’ Ik luister naar een orgelconcert van Bach en kijk hoe de bomen achter het grote plafondraam heen en weer zwiepen. Ik ben in het gezelschap van mijnheer D., zelfverklaard Europeaan, antroposoof, kenner van Middeleeuwse munten en o ja, tandarts.

Mijnheer D. vindt het onzin dat ik wil stoppen met roken. ‘Niet doen,’ adviseert hij. ‘Dan geef je ze alleen maar hun zin.’ En vrolijk slijpt hij verder langs mijn ondertanden, die als gevolg van die verslaving een polijstbeurt nodig hebben. Jens. Jenszzzzzs. ‘Vraag maar eens aan het Ministerie waarom ze zo’n moeite hebben met illegaal geïmporteerde sigaretten. Die accijnzen staan gewoon in de landsbegroting!’ Ik brom iets – ik ben niet in de positie voor uitgebreide monologen.

Ik mag zijn vertelzucht wel. Die maakt van een tandartsbezoek zoiets als een Discovery-documentaire. Het boeit je, maar om de zoveel tijd krijg je een irritante onderbreking. ‘Ja, had je maar een verdoving moeten nemen,’ zegt mijnheer D. ‘Ik zit zó op je wortel, man.’